Inleiding

Zeilen is een techniek die je toelaat om met een zeilschip of zeilboot je gericht over het water te verplaatsen.

Vroeger gebruikte men een zeil in de vorm van een vierkant dat, met behulp van een dwarshout of ra aan de top van de mast werd opgehangen (vierkante tuigage of dwarsgetuigd ). De wind duwt dan tegen het zeil die aan de mast trekt en het schip vaart vooruit.

Dit werkt alleen als de wind van achteren of van schuin achteren komt (voordewindse koers of ruime wind). Bij andere windrichtingen wordt het moeilijk. Dit verklaart waarom schepen vroeger vaak dagenlang in de haven lagen, terwijl ze wachtten op een gunstige windrichting.

Men ontwikkelde dan ook tuig dat de zeilen meer bewegingsvrijheid geeft t.o.v. de mast (langsscheepse tuigage) en het schip kan daardoor alle richtingen uitvaren behalve die die in de dode hoek liggen.
Windoriëntatie

Een zeilboot gaat vooruit doordat de wind in de zeilen blaast. De zeilen kunnen gesteld worden zodat deze efficient van de wind gebruik maken. Om te bepalen hoe het zeil moet staan moet je weten waar de wind vandaan komt. Op welke manieren kun je te weten komen waar de wind vandaan komt? Je kunt de wind voelen, ruiken, horen en zien! Om met het eerste te beginnen: je voelt de wind vooral goed rond je nek en in je gezicht. Probeer maar eens om met je ogen dicht te bepalen waar de wind vandaan komt. Andere manieren om te bepalen waar de wind vandaan komt zijn:

vlaggen die op de kant staan;
bomen en struiken;
golven (heel belangrijk, zeker als je op een groot meer zit!);
als je boot een windvaantje hebt, gebruik deze dan niet, deze geeft namelijk niet de echte windrichting aan;
als je wat meer van zeilen weet kan je ook aan de hand van je zeilen en de zeilen van andere boten de windrichting bepalen.

Zeilkoersen

Of de wind uit het noorden of het zuiden komt is niet belangrijk, het is wel belangrijk hoe de wind ten opzichte van de boot staat. Of beter gezegt: welke koers de boot vaart, ten opzichte van de wind.
Koersen zijn als volgt ingedeeld: